Juni 2021 – Binnen Enver hebben we veel verschillende hulpvormen, expertises en kennis in huis. Met elkaar werken we dagelijks aan het ondersteunen van kinderen, jongeren en gezinnen. Maandelijks delen we blogs, geschreven door hulpverleners, om een inkijkje te geven in ons werk. Vandaag is de blog geschreven door een systeemtherapeut.
Na veelvuldig overleg met ouders, jeugdbescherming en familieleden wordt Emma in de crisisopvang geplaatst. Dit moest snel en onverwacht gebeuren omdat zij anders in ‘het circuit’ terecht zou komen. In alle haast zijn twee vuilniszakken gevuld met persoonlijke spullen.
Emma stapt in mijn auto en laat de twee vuilniszakken bij de voordeur staan. De twee vuilniszakken kijken mij nietszeggend aan maar het is voldoende duidelijk dat ik voor hen mag zorgen. Omdat het opvoeden van Emma mij waarschijnlijk niet gaat lukken, zet ik de vuilniszakken in de auto. De een is zwaarder dan de ander en bij mijn handen voel ik het plastic langzamerhand scheuren. De kwaliteit van de vuilniszakken is de afgelopen 30 jaar beduidend minder geworden. Het aantal uithuisplaatsingen gelukkig ook.
In de auto probeert ze een selfie te maken maar de batterij is leeg. Ze klapt enigszins geïrriteerd het zonneklepje naar beneden op zoek naar het spiegeltje. De auto’s waarin zij rondreed hebben spiegeltjes met een lichtje erom heen. In mijn auto niet, die optie kan je niet eens aanvinken.
Ze draait zich naar mij en met gespeelde vriendelijkheid: ‘heeft u een oplader voor mijn mobiel?’. Dit waren dan ook de laatste woorden tijdens de autorit. Bij de crisisopvang verwachten de vuilniszakken dat ik over hen ontferm, aangezien Emma al bij de voordeur van de crisisopvang staat. Ik hobbel met de twee vuilniszakken achter haar aan.
We worden vriendelijk ontvangen door een collega en nemen plaats in de vergaderruimte die ook deels als opslagruimte dient. De twee vuilniszakken zet ik tussen de afvalbak en twee big shoppers. Vermoedelijk van een andere plaatsing voor ons. Bijna wil ik een grap maken over de combinatie van de afvalbak en de vuilniszakken maar slik die in. Het zou eerder mijn ongemak uitdrukken dan dat het grappig is. Een uithuisplaatsing went nooit. In ieder geval voor mij niet, voor Emma lijkt het anders, maar niet alles is wat het lijkt.
Ik waardeer het dat mijn collega met mokken thee binnenkomt. Plastic bekers vind ik zo armoedig. De nodige papieren worden op tafel gelegd en via een social talk springt mijn collega behendig over naar de afspraken en het stellen van doelen. Het gesprek verloopt vlot totdat ik besef dat het wel heel makkelijk gaat. Na een vraag van mijn collega over het stellen van doelen gaat Emma van start:
- Ik wil leren om met mijn geld om te gaan
- Ik wil leren om mijn grenzen aan te geven.
- Ik wil de relatie met mijn moeder en stiefvader verbeteren.
Al pulkend aan een voor mij niet zichtbaar draadje aan haar broek, lepelt zij doelen op alsof het een overhoring is. Ik zou haar zo een 10 geven. Wederom kijkt ze mij vriendelijk aan en bedankt mij voor het brengen. Ze kijkt naar mijn collega en vraagt ‘mag ik de groep op’.
Ze staat op en wanneer ze oogcontact maakt met een groepsgenoot gaat haar neus iets omhoog, haar blik wordt strakker en met een zelfverzekerde houding betreedt zij de groep. Ze lijkt zich op te maken voor de volgende scène uit haar leven. Ik aanschouw het vol verbazing en zeg tegen mijn collega: ‘wat een sociaal wenselijk gedrag zeg, echt gehospitaliseerd in de hulpverlening. Het lijkt wel of ze de toneelschool heeft gedaan’. Mijn collega grinnikt, ‘tja zo zou je het kunnen zeggen maar dat klinkt zo negatief. Emma heeft waarschijnlijk al heel wat hulpverleners aan zich voorbij zien trekken en zij heeft zich al die tijd hieraan moeten aanpassen. Langzamerhand doe je dat dan, net zoals iemand die vanuit Rotterdam in Brabant gaat wonen ook in de loop der tijd met een zachte G gaat praten. Het duurt wel even maar het komt wel. Misschien spreken wij als hulpverleners wel de verkeerde taal en zouden wij ons moeten aanpassen aan de taal van onze cliënten. Zouden onze cliënten dat dan ook als sociaal wenselijk zien?
Trouwens, vervolgt mijn collega, wij spreken hier niet van hospitaliseren maar ‘residentieel begaafd’. Dat zijn de jongeren die de fijne kneepjes van de residentiële groepen kennen. Binnen een paar dagen hebben zij zicht op de teamsamenstelling. Bij wie ze wat moeten halen. Ze kunnen de groep zo beïnvloeden dat zij er comfortabel bij zitten. Zij hebben op een of andere manier altijd de beste kamer en lijken goed voor zichzelf te kunnen zorgen. Eigenlijk zijn het goede managers, kijk maar uit over een paar jaar is ze jouw leidinggevende.’
‘Oh ja, zou jij de vuilniszakken naar boven willen dragen, ze heeft kamer vijf’. Ik sta op en wil de vuilniszakken oppakken. Ze schiet in de lach en zegt: ‘nee jo, dat kan Emma zelf wel, volgens mij ben jij gehospitaliseerd in het hulpverlening. Je blijft mensen helpen ook al is het niet nodig. Ik ben daar al lang mee gestopt, maar goed ik ben dan ook residentieel begaafd opgegroeid.’
Emma is samengesteld uit de vele jongeren die ik de afgelopen 25 jaar ben tegengekomen. Mijn collega op de groep zijn de collega’s die iedere dag met veel inzet jongeren ondersteunen in hun ontwikkeling. ‘Ik’ is het deel van mij wat te lang doorgaat met hulp verlenen.